Ik ben op zoek naar informatie van een familielid en probeer zoveel mogelijk gegevens te verzamelen.Het gaat om Vanhoucke Patrick te vinden in boekdeel N34-35 (1934. Allosaurus is een geslacht van grote vleesetende theropode dinosauri Iguanodon is een geslacht van plantenetende ornithischische dinosauri Horoscoop Sterrenbeeld Schorpioen Astrologie en Horoscoop. Sterrenbeeld Schorpioen. Dierenriem, Zonneteken, Ascendant, Planeten, Huizen en Aspecten. De meesten, honderdvijftig. Her finder du en profil p. Spillerprofilerne nedenfor har efternavne, der starter med A, B, C eller D. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden . Geen a voor een b kennen. Wie a zegt, moet ook b zeggen,4. Hij is zoo glad als een aal,6. Hij is te vangen als een aal bij den staart,7. Een aal (of een paling) bij den staart hebben,8. Altijd op hetzelfde aanbeeld slaan (of hameren),9. Het aandeel van den leeuw of het leeuwen(aan)deel,1. Kort aangebonden zijn,1. Goed (of slecht) aangeschreven staan,1. 1931 Oplaag 27000 Exemplaren bitgave N.V h JOH OE LI Een koe te Moskou sprak: Een koebel kost al gauw anderhalve roebel En weet je wat ik heb ontdekt? Een aardig klokkenspeleffect Krijg je door met drie bellen. Uit iemands aangezicht gesneden zijn,1. Iemand iets aankalken. Iemand iets aansmeren,1. Een boek over rituelen en tradities. Geboorte * Herkomst kinderen, Bakerpraatjes, Oud-Hollandse kraamkamer, Doopsel en Kerkgang, Kunst en kunde, Van taboe naar. Verzilverd metaal 'Silver-filled' en 'silver-plated', gaat in beide gevallen om verzilverde producten. Een laagje zilver wordt aangebracht op een grondmetaal, meestal. Met iemand aanspannen,2. Aanspraak hebben op iets,2. Steen des aanstoots. Aanstoot lijden (of hebben),2. Iemand iets niet aanzeggen,2. Aanzien doet gedenken,2. Zonder aanzien des persoons,2. Aap, wat hebje mooie jongen! Hij heeft den aap binnen (of beet),3. Den aap in de mouw hebben (of houden),3. Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een leelijk ding. In den aap gelogeerd zijn. Uit den aard slaan,3. Dat het een aard heeft. In goede aarde vallen. Een aardje naar zijn va. Op de AB- bank zitten,3. Iets kennen als het ABC,3. Het is abracadabra,4. In Abrahams schoot zitten. Weten waar Abraham den mosterd haalt. Zoo de abt, zoo de monniken,4. Achilleshiel (- pees). Acht is meer dan duizend. Iets (of zich) achterbaks houden,4. Een achterdeur(tje) openhouden. Het (of zijn) achterste tegen de krib zetten,4. Een adder aan zijn borst koesteren,5. Er schuilt een adder in 't gras,5. Korte (af)rekening maakt lange vriendschap,5. Iemand eene afroffeling geven. Den aftocht blazen. Schitteren door (zijn) afwezigheid,6. Aken en Keulen zijn niet op . Akkoord, Van (der) Putten! Akte nemen van iets,7. Een loos (valsch) alarm,7. Almanak, leugenzak,7. De Alpha en de Omega. Met het ambt komt het verstand. Twaalf ambachten, dertien ongelukken. Iemand aan zijn angel krijgen. Zijn anker ergens laten vallen,8. Zijn anker lichten,8. Daar loopt iets van St.- Anna (of St. Op (het) apegapen liggen,8. Een rare, ruwe, vreemde apostel,9. Op zijn apostelpaarden. De appel valt niet ver van den stam (of den boom),9. Een rotte appel in de mand maakt de geheele vrucht tot schand,9. Voor een appel en een ei,9. Een zuren appel doorbijten. Een schip met zure appelen (of met grauwe erwten). Gouden appelen in (of op) zilveren schalen. Iemand liefhebben als den appel zijner oogen. Een appeltje voor den dorst. Een appeltje met iemand schillen (of te schillen hebben),1. Een appelflauwte krijgen,1. De appelman (of het appelmannetje) komt om zijn geld. Die zijn lijf (of zijn lichaam) bewaart, bewaart geen rotten appel,1. Op den eersten April verloor Alva zijn bril,1. Na gedanen arbeid is 't goed rusten. Een arbeider is zijn loon waard. Iemand in den arm nemen. Iemand met open armen ontvangen. Lange armen hebben. Armoede zoekt list,1. In zak en asch zitten,1. Asch is verbrande turf. Uit zijn asch verrijzen,1. Zijn asem over iets laten gaan,1. Ergens geen aspergebedden aanleggen,1. Asschepoester (- poetster). Hoe later op den avond hoe schooner volk,1. Op zijn baadje krijgen,1. De baan is schoon,1. Van de baan knikkeren (iemand - ),1. De baan warm houden. Iets op de lange baan schuiven,1. De baard zit hem nog in de keel. Een Babylonische spraakverwarring,1. Iemand van bakboord naar stuurboord zenden. Een schip (of een wrak) op strand, een baken in zee. Als het (ge)tij verloopt, verzet men de baken(s),1. Heet gebakerd zijn,1. Iemand iets bakken,1. Hij is bakkeran of hij is bak an,1. Geen bal of de ballen. Die kaatst moet den bal verwachten,1. Elkander den bal toewerpen (of toekaatsen),1. Een balk in zijn wapen voeren,1. Iets (met een krijtje) aan den balk schrijven. Het (niet) over den balk gooien,1. Een balletje van iets opgooien,1. Uit den band springen,1. Zoo bang als een wezel,1. Zoo vast (sekuur, zeker) als de bank,1. Iets niet onder stoelen of banken steken,1. Barbertje moet hangen,1. Naar de bar(re)biesjes gaan. Van batterij veranderen,1. Tot den bedelstaf (of - zak) geraken,1. Van de bedplank zijn,1. Zich zelf kunnen bedruipen. Het zijn sterke beenen, die de weelde kunnen dragen,1. Met het verkeerde (of het linker- ) been uit het bed stappen,1. Geen been (of graten) in iets vinden (of zien),1. Zijn beste beentje voorzetten,1. Iemand (een) beentje lichten (of zetten),1. Een ongelikte beer,1. Iemand beethebben (of - nemen),1. Een goed begin is 't halve werk. Alle begin is moeilijk. Het op iemand begrepen hebben,1. Het niet op iemand begrepen hebben,1. Behept zijn met iets,1. Bekaaid ergens afkomen,1. Zijn bekomst hebben van iets,1. Met bekwamen spoed,1. Belofte maakt schuld. Een bengel van een jongen. Geen (flauw) benul hebben van iets,2. Beter benijd dan beklaagd. Iets te berde brengen,2. De berg heeft een muis gebaard,2. Als de berg niet tot Mohammed wil komen, dan moet Mohammed naar den berg gaan. Iemand gouden bergen beloven,2. Bergen en dalen ontmoeten elkander niet, maar menschen wel. Berouw komt meestal te laat. Iemand een beschuitje geven; zie iem. Zijn beslag krijgen,2. Zich beslapen op iets,2. Bestand zijn (tegen),2. Iemand iets betaald zetten. Dat kan niet door den beugel,2. Een beuker van een jongen. Met gesloten beurzen betalen,2. Nieuwe bezems vegen schoon. Tegen de bierkaai vechten,2. Zijn biezen pakken,2. Bitter in den mond maakt 't hart gezond,2. Zijn bivac opslaan,2. Er met de grove (breede) bijl in hakken,2. Het bijltje er bij neerleggen,2. Ik heb al zoo lang met dat bijltje gehakt,2. Iemand bijlichten. Het blaadje is (om)gekeerd (of omgeslagen),2. In een goed (of slecht) blaadje staan,2. Omgekeerd (of veranderd) als een blad,2. Geen blad (of blaadje) voor den mond nemen,2. Iets blauw blauw laten,2. Een blauwe Maandag. Een blauwe scheen krijgen of loopen. Beter hard geblazen dan den mond verbrand ( of gebrand). Zonder (te) blikken of (te) blozen,2. Een blikken dominee,2. Zoo blind als een mol,2. In het land der blinden is . Met blindheid geslagen zijn,2. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan,2. Kwaad bloed zetten,2. Bloeden voor iets,2. De bloemetjes buiten zetten,2. Een blok aan het been hebben,2. Blut (of blutsch) zijn,2. Zich een bochel (of een bult) lachen,2. In de bocht springen. Boe noch ba zeggen. Voor den boeg hebben. Iets over een anderen boeg wenden of gooien. Een hoofd (een kop of een kleur) als een boei. Spreken als een boek. Een gesloten boek. Een boekje van iemand opendoen,2. Buiten zijn boekje gaan,2. Niet in iemands boekje staan,2. Op den boer gaan (loopen, reizen),2. Zoo vraagt men den boer (of boeren) de kunst af,2. In eigen boezem tasten; zie De hand in den boezem steken,2. Iets op den bof koopen; zie Op den pof. De bokkepruik ophebben. De bom is gesprongen (gebarsten),2. Bombarie maken (of slaan),2. Het kan me niet(s) bommen,2. Den bons geven (krijgen, hebben),2. Het te bont maken,2. Iemand bont en blauw slaan,2. Eene groote (kleine) boodschap doen. Geen boodschap aan iemand (of iets) hebben,2. De boog kan niet altijd gespannen zijn,2. Verschillende pijlen op zijn boog hebben,2. Aan de vruchten kent men den boom,3. Men moet geen oude boomen verzetten (of verplanten). Hooge boomen vangen veel wind. Door de boomen het bosch niet zien,3. Een boom valt niet met den eersten slag,3. Van den hoogen boom (af)teren,3. Een boom opzetten,3. Een blauwe boon; zie no. Een boon in een brouwketel,3. In de boonen zijn,3. Ieder moet zijn eigen boonen (of peultjes) doppen,3. Ik ben een boon(tje), als 't niet waar is,3. Zijn boontjes op iets te week(en) leggen,3. Lustje (of moetje) nog boontjes (of peultjes)? Boontje komt om zijn loontje,3. Een heilig boontje,3. Iemand aan boord klampen,3. Een bord voor het hoofd hebben,3. Het is van het bovenste bordje,3. Eene (hooge) borst (op)zetten,3. Zich met de borst op iets toeleggen,3. Tegen de borst zijn (of stuiten),3. Wie boter op zijn hoofd heeft, moet uit de zon blijven,3. Het is boter aan de galg,3. Boter bij de visch. Er de boter uitbraden,3. Boter(tje) tot den bo. Een afgelikte boterham. Botje bij botje leggen,3. Je kunt me de bout hachelen,3. Er boven op komen. De bovenhand krijgen, - nemen - hebben,3. Den boventoon voeren. In den brand zitten,3. Zoo helder (schoon, zuiver) als een (de) brand,3. Het niet breed hebben,3. Het is zoo breed als het lang is,3. De breeveertien opgaan, opvaren,3. Met iemand breken,3. Mijn vader is geen bremer (of breeuwer). In de bres springen voor iemand,3. Het iemand op een briefje geven,3. De oudste brieven hebben,3. Een engelschen (of griekschen) brief schrijven. Iemand de broek opbinden,3. Door de broek loopen,3. De broek aanhebben of dragen,3. Een broer(tje) aan iets dood (of verloren hebben),3. Een broertje en (of) een zusje,3. Een brom inhebben,3. Bij gebrek van brood eet men korstjes van pasteien,3. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt,3. Iemand iets op zijn brood (of zijn boterham) geven,3. Zoete broodjes bakken. Den broodkorf hoog hangen,3. De broodkruimels steken hem. Broodmager; zie Mager als brood. Van brood alleen kan de mensch niet leven,3. Over de brug komen,3. Praten als Brugman,3. Den brui hebben (of geven) van iets,3. Van bruiloft(en) komt bruiloft(en),3. Dat kan de bruine (of bruin) niet trekken,3. Brutaal als de beul. De brutalen hebben (of een brutaal mensch heeft) het derde deel van de (of de halve) wereld. Een buitenbeentje,3. Bulken van het geld,3. Eens burgemeester altijd (of blijft) burgemeester. Beter een goede buur dan een verre vriend. Al te goed is buurmans (of allemans) gek,3. Buurmans leed troost,3. De dader (of man) ligt (of is) op 't kerkhof,3. Op zijn dak krijgen. Er is (te veel) dak op 't huis. Dat gaat van een leien dakje,4. Van de daken prediken (verkondigen). Iemand om een dakschaar sturen. Dalfer (of dalver). Iemand de damp(en) aandoen (of injagen),4. Iemand dank weten,4. Den dans ontspringen,4. Iemand de das omdoen,4. Dertien in (of op) een dozijn. De deur(en) openzetten voor iets,4. Dat doet de deur dicht of toe. Met de deur in huis vallen. Voor de roode deur moeten gaan (of komen),4. Voor de deur staan (of zijn),4. Zoo dicht als een pot (of potdicht),4. Die eens steelt is altijd een dief,4. De gelegenheid maakt den dief,4. Elk is een dief in zijn nering,4. Aangeboden dienst is zelden aangenaam. De eene dienst is d'anderen waard. Te diep in 't glas (glaasje of de flesch) zien,4. Iemand iets diets maken,4. Een kerel als een dijk,4.
0 Comments
Leave a Reply. |
AuthorWrite something about yourself. No need to be fancy, just an overview. Archives
January 2017
Categories |